juni 20, 2019

Uitdagend rollenspel in de poppenhoek

Wiet van Stappen studeerde vorig jaar af als leraar kleuteronderwijs. Hij volgde hiertoe de opleiding educatieve bachelor leraar kleuteronderwijs via afstandsonderwijs. In zijn laatste academiejaar stond onder andere de bachelorproef op zijn programma. Deze bachelorproef had het thema ‘computationeel denken’ als uitgangspunt.

Computationeel denken is een begrip dat niet bij iedereen bekend in de oren klinkt. Het is een vaardigheid die we de kinderen willen bijbrengen, om zelfstandig het hoofd te kunnen bieden aan de steeds sneller evoluerende maatschappij, mede veroorzaakt door de doorgedreven digitalisering. De beroepen van vandaag zijn niet meer per definitie de beroepen van morgen.
Ook VIVES is op deze kar gesprongen en het expertisecentrum onderwijsinnovatie heeft een kader rond het begrip uitgeschreven. Binnen dit kader worden er 10 vaardigheden omschreven die we de kinderen willen bijbrengen. Vaardigheden die ontleend zijn aan de computerwetenschappen en die ons in staat moeten stellen om zelfstandig een oplossing te bedenken voor het vastgestelde probleem. Deze problemen kunnen zich situeren in een digitale omgeving (bv. programmeren van een computerprogramma) maar kunnen zich ook algemeen in de schoolcontext voordoen (bv. de kinderen ondervinden moeilijkheden om zelfstandig hun contractwerk tot een goed einde te brengen).

De 10 vaardigheden die onderscheiden worden zijn (expertisecentrum onderwijsinnovatie, 2018):

  • Abstraheren. Leerlingen ontdekken wat echt belangrijk is en focussen niet op details van een probleem.
  • Algoritme en procedure. Leerlingen zetten procedures efficiënt in om snel tot oplossingen te komen.
  • Automatisering. Leerlingen passen standaardprocedures toe die rechtstreeks naar een oplossing leiden.
  • Debugging. Leerlingen sporen fouten op in algoritmes en codes.
  • Decompositie van het probleem. Leerlingen splitsen een probleem op in kleine deeltaken of combineren deeltaken tot één probleem.
  • Omgaan met gegevens. Leerlingen analyseren, verzamelen en visualiseren gegevens.
  • Parallellisme. Leerlingen ontdekken dat een taak sneller klaar is wanneer ze handelingen gelijktijdig uitvoeren.
  • Problemen herformuleren. Leerlingen drukken de probleemstelling uit in eigen woorden.
  • Simulatie en modelleren. Leerlingen bootsen de werkelijkheid na.
  • Voorspellen (inschatten).Leerlingen geven aan wat ze denken dat er zal gebeuren.

Zo ook heeft Wiet van Stappen zich ondergedompeld in het thema. Binnen zijn bachelorproefschool ‘De Pientere Piste’ te Deurne waren ze nog niet nog vertrouwd met het begrip, maar merkte Wiet wel volgende behoefte op: binnen de 2e-3e kleuterklas vertoonde het rollenspel in de poppenhoek te weinig diepgang. Kleuters ondervonden moeite om zich een rol aan te meten en deze ook gedurende een langere tijd vast te houden. Ze wisselden heel vaak van rol en kwamen moeilijk tot een betekenisvol en samenspelend spel.

Volgende onderzoeksvraag stond dan ook centraal binnen zijn bachelorproef:

‘Hoe kan het rollenspel in de poppenhoek bij de oudste kleuters bevorderd worden via computationeel denken?’

Binnen de poppenhoek waren er reeds verschillende themadozen aanwezig, dit zijn dozen horende bij een thema met verschillende attributen in. Hier werd dan ook verder gebruik van gemaakt.

Aan iedere themadoos konden een aantal rollen gekoppeld worden.  Deze rollen werden verdeeld onder de verschillende kleuters in de hoek. Om dit visueel duidelijk te maken kreeg iedere kleuter een ketting om met zijn/haar rol erop bevestigd. Er werd ook een dobbelsteen, met de desbetreffende rollen op, voorzien om het keuzeproces te ondersteunen wanneer nodig.
Om invulling te geven aan die rol, werkte Wiet een rollenboek uit (zie foto 1). Samen met de kleuters (vooraleer het spel in de hoek aan te vangen) werd elke rol ontleed in verschillende kenmerken, karakteristieken (= decompositie). Dit alles werd genoteerd in het rollenboek. En dit werd telkens aangevuld voor iedere nieuwe rol. Zo werd het rollenboek een werkinstrument met inspiratie voor de kleuters.

Daarnaast werd ook een scenarioboek opgesteld (zie foto 2). Want nadat de kleuters zicht hebben op de rollen die ze aannemen, dienen ze ook tot een rollenspel te komen. De kleuters noteren in dit boek realiteitsgetrouw de situaties die kunnen nagespeeld worden in de poppenhoek, gekoppeld aan een rol en thema. Hierbij stond de vaardigheid ‘algoritmisch denken’ centraal. Een situatie werd nl. in verschillende logische stappen opgedeeld, om dan vervolgens uit te voeren.

Alle ontworpen materialen kregen een plaats in de scenariokast (zie foto 3). Per thema(doos) is een lade voorzien, met hierin een visualisering van de verschillende rollen. Er zijn ook blanco fiches voorzien om extra rollen te bedenken. In de onderste lade bevinden zich de rollen- en de scenarioboeken, alsook de dobbelsteen om de rollen aan te bevestigen.

Door deze ontwerpen kwamen de kleuters tot een betekenisvol rollenspel en werd het begrip ‘compuationeel denken’ tastbaar gemaakt naar de leerkracht en de kleuters toe. De onderzoeksvraag kon dan ook positief bevestigd worden met volgend antwoord: “Het rollenspel in de poppenhoek kan bevorderd worden via computationeel denken, meer bepaald door het inzetten van de vaardigheden ‘decompositie en algoritmisch denken’”.

Meer info over deze bachelorproef kan je opvragen bij evelien.rosseel@vives.be.