Basisregels voor poppenspel

Bij poppenspel zijn er 4 bepalende factoren: de spelers (s) (personen die de poppen hanteren) ,  de poppen of figuren,  het publiek en “ de plaats” (in de ruime zin van het woord: de plaats met eventueel decor, licht, muziek, al dan niet achter een poppenkast….)

Als het nu over het spel met een pop gaat of een poppenspel, over het spel door de leidster of door de kinderen,  over een geroutineerde poppenspeler of een beginner, de opbouw zal altijd dezelfde zijn.  Volgende vragen zullen aan de basis liggen:

  • wie is het doelpubliek?
  • wat is mijn bedoeling? een losse babbel, een boodschap, een aandachtspunt…
  • welke verhaal, lied, vers wil ik aanbrengen?
  • welke poppen kies ik voor dit spel?
  • waar speel ik het spel?
  • welke decorelementen kan ik gebruiken?

Een belangrijk punt is de sfeer brengen voor het eigenlijke spel begint.

Iedere theaterman weet het: een ‘opgewarmde zaal’ is de helft van het werk. Zorg dat de kinderen in de goede stemming zijn, dat ze de pop of het poppenspel goed kunnen zien, dat ze comfortabel zitten, dat storende elementen vb. omgevingslawaai tot een minimum herleid worden.

Bereid elk poppenspel goed voor, improvisatie kan tot verveling en verliezen van de aandacht leiden. Leg alle materialen die je nodig hebt tijdens het spel in je onmiddellijke omgeving, want het spel onderbreken zal de opgebouwde sfeer totaal verbreken en het wordt dan heel moeilijk om opnieuw de aandacht te krijgen.