Het decor moet het spel dienen, dat is een simpele wet…het decor is ondergeschikt aan het spel. Daar steken een aantal eenvoudige principes achter:
- Eenvoud eerst. Hoe jonger de kinderen, hoe ‘dichter bij’ we spelen. Het kan zelfs helemaal zonder decor. Op een tafeltje, op de schoot, in de zithoek, op een speelplank…
- Een paar rekwisieten, een scherm, een stukje decor…voldoen vaak om een ruimte of een omgeving te schetsen. Meer suggestie dan nabootsing van de realiteit vergroten de spelmogelijkheden met behoud van het spelplezier.
- Het mooie, meeslepende decor van de professionele poppenspeler, vol verrassende lichteffecten en gadgets, is voor de amateurspeler eerder een last dan een zegen. We verslikken ons in de techniek, het vraagt zoveel voorbereiding, dat de zin om te spelen en de verhaallijn dreigen verloren te gaan.
- Door een verrassende locatie te kiezen voor ons poppenspel ondervangen we de nood aan veel decor. Het is vaak effectiever en laat ons de handen vrij om het spel spannend te houden.
Peuters en de jongste kleuters zijn nog niet rijp voor het spel in de kast. Ze hebben nood om onmiddellijk contact te hebben met de leidster en ze hebben geen inzicht in het ‘verdwijnen’ van de leidster achter de kast. Als de kinderen de leidster horen praten, willen ze haar ook zien. Het gebeurt dan ook dat de kinderen de leidster gaan zoeken achter de kast of zelfs beginnen huilen. Daarom is een tafelpoppenspel of een speelplankje een ideale oplossing bij de allerkleinsten. Bij het spelen voor de oudere kleuters is het spel achter een doek of in een kast helemaal geen probleem.