Poppenspel is in de eerste plaats een spel. Vandaar deze belangrijke opmerking vooraf: de dialoog is altijd ondergeschikt aan de actie.
- Elke pop heeft haar eigen stemgebruik. Dit voortdurend aanhouden is niet gemakkelijk maar wel heel belangrijk. Door de pop een eigen stemgeluid te geven, komt ze tot leven en merk je als toeschouwer het verschil tussen pop en speler.
- Stemverandering is niet noodzakelijk. Om de pop een eigen stemgeluid te geven hoeft de speler zijn stem niet te veranderen. Je kan karakterverschillen duidelijk maken door
- het spreektempo te laten verschillen
- zeer nadrukkelijk te praten
- hoog en laag te praten
- bepaalde klanken overdreven te benadrukken ( vb de rollende rrrr)
- geaffecteerd of juist heel slordig te praten
- woordgebruik aan de pop aan te passen (babytaal, stadhuistaal…)
- Stemvervorming is uit den boze. Spaar je stembanden. Forceer je stem niet. Een geforceerde stem klinkt bovendien niet mooi en het risico bestaat dat je minder verstaanbaar wordt.
- Opmerking voor poppen waarvan de mond kan bewegen. Bij de bekpop, de sokpop, sommige stangpoppen is het belangrijk dat de beweging van ‘de bek’ synchroon gebeurt met het praten. Dit vraagt wel wat oefening.
- Wanneer je als leidster in dialoog gaat met de pop, zorg er dan voor je eigen expressie aan te passen aan wat de pop vertelt.
- Spreek voldoende luid, zeker wanneer je achter iets speelt. Wanneer je niet goed hoorbaar bent en niet goed te begrijpen zal de aandacht snel verzwakken.
- De tekst moet je kennen, zodat je niet te veel naar je woorden moet zoeken, anders gaat het spel met de pop te weinig aandacht krijgen.
- Hetzelfde geldt voor het aanbrengen van een lied of vers.