Onderwijs moet levensecht zijn. In levensecht onderwijs staat het kind centraal. Een kind gaat op zoek naar zijn identiteit, zijn mogelijkheden, zijn plaats in de maatschappij,… zijn realiteit is de wijze waarop hij betekenis geeft aan de wereld, hij keuzes maakt, verantwoordelijkheid draagt, dingen creëert en zich de wereld eigen maakt.

We beschikken over verschillende middelen om in contact te komen met de wereld om ons heen. Een dergelijk middel is ‘taal’.

Taal uit zich in verschillende vormsystemen: er is niet enkel de gesproken taal, maar ook de lichaamstaal, de beeldtaal, de bewegingstaal,…

Door de ontwikkeling van het vermogen om al die diverse vormsystemen te hanteren, kan de mens:

  • zijn eigen mogelijkheden beter leren kennen (zelfbeeld)
  • zijn wereld beter ordenen, (wereldbeeld)
  • zich beter uiten in wat er in hem leeft (expressiefunctie)
  • beter communiceren met anderen. (communicatieve functie)

 

Kunstenaars geven op heel eigen wijze uitdrukking van de realiteit via deze diverse vormsystemen: Beethoven deed het met klanken, Picasso met beelden, Anne de Keersmaeker met dans…

Een ontmoeting met kunst is een ontmoeting met een andere zienswijze, een andere kijk op de wereld. Kinderen ervaren op die manier dat onze dagelijkse wereld, zoals zij die zien, niet de enige juiste is. Ze leren op een niet conventionele manier kijken, ervaren dat anderen ‘anders’ kunnen én mogen zijn. Bijgevolg worden ze verdraagzamer en gaan ze meer respect opbrengen voor wat anderen zijn en doen in hun omringende wereld.

Alleen kennis maken met de zienswijze van de kunstenaar is echter niet voldoende. Kinderen moeten ook de kans krijgen om zelf uiting te geven aan hun kijk op de wereld. Het bijbrengen van vaardigheden is bijgevolg even belangrijk.

Vandaar dat we binnen muzische vorming steeds zowel ‘beschouwen’ als ‘creëren’ nastreven, en dit in onderlinge wisselwerking.