In de eerste kleuterklas vind je vooral grotere materialen, die globale bewegingen vanuit de hand vereisen, en nog niet veel vingermotoriek vragen.
Plasticine en andere materialen die aanzetten tot knijpen, kneden, zijn ook belangrijk in de eerste kleuterklas.
Daarnaast vind je er grote bouwblokken (genre duplo), materialen die de kleuter in of langs iets kan schuiven (blokkenstoof, kralenbaan, e.d.), noppen, enz.
Wanneer kleuters eraan toe zijn, worden ook kleinere materialen, die de kleine motoriek meer uitdagen, aangeboden.
Zie ook: verkleedhoek, bouwhoek
Ontwikkelkansen
Motorische en zintuiglijke ontwikkeling: kleinmotorisch bewegen
Groeien in klein motorische vaardigheden
Kleine motoriek heeft te maken met de bewegingen van de vingers, handen en pols. De klein (of fijn) motorische ontwikkeling duurt langer dan de ontwikkeling van de grote (of grove) motoriek.
Rond de leeftijd van 3 tot 3,5 jaar kan een peuter bijvoorbeeld kralen rijgen (zonder patroon), grof knippen met een schaar (op wat lukrake wijze), een bal gooien maar meestal nog niet vangen, enkele eenvoudige kledingstukken uittrekken. Veel bewegingen gebeuren nog vooral vanuit de schouder, en minder vanuit de pols, hand en nog minder vanuit de vingers. De handgreep primeert nog op de vingergreep, bijbewegingen met het hoofd komen veel voor.
De kleine motoriek van de kleuter groeit, en zorgt in combinatie met de groeiende cognitieve ontwikkeling dat eenvoudige puzzels, mozaïekspelletjes e.d. mogelijk worden.
(De Jonckheere, 2017)
Begeleiding van de leerkracht
Zoals altijd start je vanuit het observeren van wat de kleuter aanspreekt, welk soort spel hij speelt, welke uitdagingen hij nodig heeft op vlak van kleine motoriek.
Dan stem je je aanbod en begeleiding hierop af.
Oriënteren:
Oriënteer de peuters op het spel. Dit kan je doen door het materiaal te tonen en te demonstreren wat je ermee kan doen.
Structureren:
Zorg ervoor dat de peuters zelf kunnen opruimen door hanteerbare opruimbakken te voorzien waarop een foto van het materiaal is bevestigd (= impuls ‘structureren’).
Meespelen:
Door je volgend op te stellen bij het meespelen, toon je waardering voor de kleuter, van waaruit je de relatie met de kleuter kan versterken.
Door impulsen te geven ter verdieping van het spel (bv. “Probeer nu maar eens een mooie ketting te maken met deze kraaltjes”), kan je de ontwikkeling stimuleren. Naast het stimuleren van de kleine motoriek, kan je de kleuter vertrouwd maken met nieuwe woordenschat rond de materialen en het spel. Door vragen te stellen in het spel stimuleer je de peuter om zelf te praten, de woordenschat te gebruiken, zinnen te vormen. Je kan de peuters in eenvoudige contexten gaandeweg vertrouwd maken met getallen en wiskundige inzichten.