De hoek moet voldoende ruim zijn en ligt beter niet naast rustige hoeken. Het spel gebeurt meestal op de grond, dus zorg voor een vlak tapijt of een mat. Het bouwvlak moet voor voldoende stabiliteit zorgen voor de bouwwerken. Daarom kan het dat kleuters op het tapijt zitten, maar hun bouwwerkjes op een stukje vaste vloer, een houten kistje of houten plank maken. Bouwwerkjes kunnen eventueel ook op tafels gemaakt worden.
Maak ergens een plaatsje vrij zoals een vensterbank of het oppervlak van een lage kast, om werkjes uit te stallen. Het is bemoedigend voor de kleuters als bouwwerkjes even mogen blijven staan, zodat ze bewonderd kunnen worden, of, dat er op een volgend moment eraan verder gebouwd kan worden.
Kleinere en fijnere bouwmaterialen kunnen. Een variatie aan blokken is aangewezen.
Bouwkaarten, aangepast aan wat voor deze kleuters haalbaar is, tonen voorbeelden van bouwwerken die de kleuters kunnen maken met het aanwezige materiaal. Deze bouwkaarten kan je ook aanpassen aan het lopende belangstellingscentrum.
Bouwkaarten tonen ofwel enkel het eindresultaat, ofwel houden ze ook een stappenplan in (stappenplannen kunnen voor veel kleuters nog moeilijk zijn).
Bouwkaarten kunnen bestaan uit duidelijke prenten, of foto’s. Je kan dus zelf een bouwwerk maken, daar een foto van nemen en als bouwkaart aanbieden. Leuke bouwwerken van de kleuters zelf kan je fotograferen, en als inspirerend voorbeeld of bouwkaart gebruiken.
(Janssen-Vos, 2011; Rosseel, E., 2011)
We bieden ontwikkelkansen
IVoc2 Exploreren en experimenteren in de wereld rondom zich
IVoz2 Creatief denken en daarbij nieuwe paden durven bewandelen
OWte1 Ervaren, onderzoeken en vaststellen hoe eenvoudige technische systemen gemaakt zijn van grondstoffen, ingrediënten, materialen en/of onderdelen
WDmk1 Inzicht verwerven in ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijke relaties
MZkm2 Functionele grepen gedifferentieerd gebruiken voor het hanteren van voorwerpen
Groeien in spel
Exploratief, manipulatief spel:
De meeste kinderen van de tweede kleuterklas zullen al gericht zijn op het product van het bouwen, maar het exploratief spel blijft aanwezig en noodzaelijk wanneer nieuw materiaal wordt aangeboden of nieuwe spelmogelijkheden uitgetest worden.
Aandacht voor producten:
Op een bepaald moment herkent de kleuter iets in zijn bouwsel, en geeft hij er een naam aan. De kleuter krijgt dus aandacht voor het product. Dit zet aan om dit bouwsel nog eens te maken, of om vanuit een bedoeling te bouwen.
Doelgerichte bouwsels en constructies:
Geleidelijk aan gaan kleuters vanuit een bedoeling iets bouwen. Dat bouwplan ontstaat aanvankelijk tijdens het bouwen zelf. Het gaat om eenvouwige ruimtelijke voorwerpen (een huis, een toren,…). Ze stellen voor zichzelf ook eisen op waaraan hun bouwsel moet voldoen.
Bij het constructiespel wordt de grondplaat nog vaak als grens gezien. De kleuters beginnen, vooral voor eenvoudige constructies, meer gericht de stenen te kiezen, ook naar kleur. Kleuters kiezen graag onderdelen die reeds iets zijn, zoals ramen en deuren, en ze kiezen graag die kleuren die ze mooi vinden (ongeacht of deze ook realistisch zijn voor het bouwwerk).
(Janssen-Vos, F., 2011; Rosseel,E., 2009)
Begeleiding van de leerkracht
Zorg voor een voldoende aanbod aan bouwmaterialen (beperkt assortiment, grote voorraad). Controleer ook de materialen regelmatig . Vuile plastic blokken stop je best eens in de vaatwasmachine. Verwijder ook blokken die stuk zijn.
Wissel eens van bouwmateriaal. Door bepaalde materialen eens weg te nemen, en ander materiaal aan te bieden, kan het spel een helemaal nieuwe wending krijgen.
Je kan inzetten op spelbegeleiding om het spel op een hoger, complexer niveau te brengen en zo de ontwikkeling van de kleuters te bevorderen. Observeer eerst het spel van de kleuters. Stap mee in het spel van de kleuters door hun spel te spiegelen en er woorden aan te geven. Van daaruit kan je desgewenst iets nieuws toevoegen. Je kan het spel van de kleuters verrijken door een nieuw soort bouwsel te introduceren of te tonen hoe men klein speelgoed kan gebruiken bij de het spel met de blokken. Als je mee speelt, denk dan hardop. Zo geef je mee dat je tevoren kunt nadenken over wat je doet. Met andere woorden, geef zowel denken als taal impulsen.
Je kan ook meespelen met het oog op het bevorderen van een goede leerkracht-kindrelatie. Door mee te spelen leer je een kind kennen, en in het spel kan je op een goede manier contact maken met een kind. Het meespelen start je in dit geval ook vanuit observatie, en het spiegelen van het spelgedrag van het kind. Je kan het kind waarderen in zijn spel, verwoorden waarmee je bezig bent,…
Bij terugblikgesprekken nodig je kleuters uit te vertrekken waarom ze een bepaalde kleur hebben gekozen, hoe ze het zo stevig gebouwd hebben, wat moeilijk was te bouwen en hoe ze het aangepakt hebben.
Met andere woorden, geef zowel denken als taal impulsen. (Janssen-Vos, F., 2011)
Aandacht voor elk kind
Geef kleuters die nog niet aan echt bouwen toe zijn, de kans om manipulerend en experimenterend om te gaan met het materiaal.
Nodig hen geleidelijk aan uit om ‘iets’ te bouwen (‘Bouw jij een grote toren bij ons kasteel?’).
Geleidelijk aan kan je hen ook wijzen op de eenvoudige bouwkaarten.
Kleuters die eraan toe zijn, kan je extra stimulansen geven door meer complexe bouwkaarten te voorzien, of eens een stappenplan te doen volgen (let wel: bouwen via een stappenplan kan enkel ter afwisseling, naast de creatieve bouwsels van de kleuters zelf).
Moedig hen ook aan zelf bouwplannen te ontwikkelen (‘Heb je al eens geprobeerd om… bv. een appartementsgebouw te bouwen?’).