Bied maximum 10 weerkaartjes tegelijk aan (selecteer volgens het seizoen). Doorheen het schooljaar kunnen wel zeker 20 tot 25 weeraspecten aan bod komen: zwaar of licht bewolkt, motregen, stortregen, vorst, ijzel, …
Hou rekening met de vier weersaspecten: temperatuur, bewolking, neerslag en wind. De kaartjes bevestig je horizontaal of verticaal (geen cirkel, het weer is geen cyclus).
De weerkalender kan geïntegreerd worden bij de weekkalender. Je kan de kaartjes van de vorige dagen laten hangen (vergelijken weer). Zorg dan wel voor voldoende kaartjes van elk weertype.
We bieden ontwikkelkansen
OWna6 Het weer en het klimaat waarnemen, onderzoeken, beschrijven en vergelijken; aantonen hoe leefgewoonten mee bepaald worden door het weer en het klimaat
MZzo1 Gericht en intens waarnemen met de zintuigen
Groeilijn
Kleuters kunnen al meer dan 20 weeraspecten herkennen.
Deze begrippen hebben de kleuters verworven (of zijn bezig te verwerven): wolken, zon en wolken, bewolkt, licht of zwaar bewolkt, mist, regen, motregen, sneeuw, snikheet, koud, ijskoud, vorst.
Begeleiding van de leerkracht
Laat de kleuters zelf het weer waarnemen.
Neem het weer regelmatig waar in de voor- en namiddag, en vergelijk.
Rijk hen taal aan, verruim de woordenschat : ‘nog geen echte mist, het is een nevel’.
Verwijs naar de juiste kledij bij dit weer, en andere aspecten die te maken hebben met gezondheid en levenswijze (bv. warme kledij, sneeuwballen gooien maar met handschoenen aan, opletten dat je niet uitglijdt op straat).