De bouwhoek heeft een vaste plek in de peuterklas. Voorzie hiervoor een vlak tapijt of mat. Peuters spelen op de grond, dus zorg dat ze het daar niet te koud hebben.
Meestal vindt in deze hoek zowel het spelen met bouw- en constructiematerialen, als het spelen met klein speelgoed en/of auto’s plaats.
De hoek moet voldoende ruim zijn en ligt beter niet naast rustige hoeken. Peuters leggen vaak een heleboel rijen blokken achter elkaar. Ze stapelen ook blokken, om die vervolgens weer om te gooien ( nood beweging en effectspel!).
De bouwhoek kan bestaan uit grote, voor de peuters makkelijk hanteerbare blokken. Dit kunnen zowel houten blokken zijn, of plastic constructiemateriaal van het type Duplo (of gelijkaardige blokken). Kleurige blokken kunnen aantrekkelijk zijn voor peuters, maar blokken in 1 kleur of in een natuurlijk houtkleur, kunnen ook.
Ook andere materialen die stapelbaar zijn kunnen gebruikt worden in de bouwhoek, zoals allerlei kartonnen dozen.
De bouwhoek kan ook aangevuld worden met een blokkenstoof, stapelkubussen of stapelbekers.
We bieden ontwikkelkansen
IVoc2 Exploreren en experimenteren in de wereld rondom zich
OWte1 Ervaren, onderzoeken en vaststellen hoe eenvoudige technische systemen gemaakt zijn van grondstoffen , ingrediënten, materialen en/of onderdelen
WDmk1 Inzicht verwerven in ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijke relaties
MZkm2 Functionele grepen gedifferentieerd gebruiken voor het hanteren van voorwerpen
Groeien in spel
We zien in de bouwhoek exploratief spel, het manipulerend spelen met voorwerpen. Het gaat er nog niet echt om ‘iets’ te bouwen, maar om de materialen en de mogelijkheden in het gebruik van de materialen te verkennen.
De peuter of jonge kleuter gaat gaan experimenteren met de materialen, om te onderzoeken wat hun eigenschappen zijn, hoe ze in elkaar zitten, enz. Het experimenteren gaat ook gepaard met vormgeven: op elkaar zetten, rijen maken, vervormen. Bij constructies worden de randen van de grondplaat nog niet als grens gezien. Het gebeurt wel dat de peuter of kleuter de grondplaat helemaal probeert te bedekken.
In het bewust omgooien van bouwsels, bijvoorbeeld, herkennen we het functioneel spel, het exploreren van het materiaal en zijn eigenschappen (“Wat kan ik allemaal doen met deze blokken?”), het effectspel (bv. het effect van het omduwen van een toren blokken), maar daarbij ook de nood van peuters aan beweging en actie.
Begeleiding van de leerkracht
Zorg voor een voldoende en rijk aanbod aan bouwmaterialen. Controleer ook de materialen regelmatig . Vuile plastic blokken stop je best eens in de vaatwasmachine. Verwijder ook blokken die stuk zijn.
Oriënteer de peuters op het spel. Dit kan je doen door het materiaal te tonen en te demonstreren wat je ermee kan doen. Zorg ervoor dat de peuters zelf kunnen opruimen door hanteerbare opruimbakken te voorzien waarop een foto van het materiaal is bevestigd (= impuls ‘structureren’).
Laat de peuters volop manipuleren. Je kan meespelen om het spel van de peuters te stimuleren, maar doe dit zonder hun spel te verstoren. Ga daarom rustig bij de peuters neerzitten, met een afwachtende houding. Volg hun initiatief. Je kan het spel van de peuters spiegelen en hun handelingen en belevingen verwoorden (‘Jij bouwt een hele hoge toren’; ‘Jij bent blij, hé, dat hij nog niet omvalt’). Om dat te kunnen doen, moet je eerst heel goed observeren wat het spel van de peuters echt inhoudt, wat de peuter precies boeit en plezier verschaft. Vanuit deze meespelende houding kan je dan een nieuw spelidee, dat aansluit bij wat de peuter boeit, aangeven.
Je kan de peuter gaandeweg vertrouwd maken met nieuwe woordenschat rond de materialen en het bouwspel. Je kan gaandeweg de peuter vertrouwd maken met getallen en rangtelwoorden door ze in eenvoudige contexten zelf te gebruiken in het spel.
Met andere woorden: geef zowel doen, denken als taal impulsen.