Allerhande kleine popjes, kleine speelgoeddieren, een boerderijtje, een poppenhuisje, e.a.
Bied niet veel soorten materialen tegelijk aan, houd het overzichtelijk voor de peuter.
We bieden ontwikkelkansen
MUgr2 Plezier beleven aan verzonnen situaties – de werkelijkheid speels benaderen en opgaan in de eigen fantasie
IVoc2 Exploreren en experimenteren in de wereld rondom zich
Doordat de peuter kleine popjes, meubeltjes e.a. hanteert, krijgt ook de kleine motoriek ontwikkelingskansen.
MZkm2 Functionele grepen gedifferentieerd gebruiken voor het hanteren van voorwerpen
Groeien in spel
Het spel met kleine poppetjes, kleine dieren en ander klein speelgoed zet aan om rollenspel te gaan spelen. Bij de peuters gaat dit dan nog om imitatiespel met rolgebonden handelingen. Het spel vormt nog geen echt verhaal, maar beperkt zich tot ‘flarden’ of ‘momenten’ (bv. een koetje vastnemen, beu zeggen, de koe in de stal leggen).
Daarnaast gaat een peuter nog vooral manipulerend om met materialen, dus ook met klein speelgoed.
Begeleiding van de leerkracht
Oriënteer de peuters op het spel. Dit kan je doen door het materiaal te tonen en te demonstreren wat je ermee kan doen. Zorg ervoor dat de peuters zelf kunnen opruimen door hanteerbare opruimbakken te voorzien waarop een foto van het materiaal is bevestigd.
Laat de peuters volop manipuleren. Je kan meespelen om het spel van de peuters te stimuleren, maar doe dit zonder hun spel te verstoren. Ga daarom rustig bij de peuters neerzitten, met een afwachtende houding. Volg hun initiatief. Je kan het spel van de peuters spiegelen en hun handelingen en belevingen verwoorden (‘Deze paardjes kunnen rechtstaan!’). Om dat te kunnen doen, moet je eerst heel goed observeren wat het spel van de peuters echt inhoudt, wat de peuter precies boeit en plezier verschaft. Vanuit deze meespelende houding kan je dan een nieuw spelidee, dat aansluit bij wat de peuter boeit, aangeven.
Je kan de peuter die reeds rolgebonden handelingen stelt, verder stimuleren in het spelen van rollenspel.
Voorbeelden:
Een peuter pakt steeds de dieren op, maar doet er weinig mee. De leerkracht neemt ook dieren op zoals de peuter, benoemt zelf telkens het dier, en gaat dan enkele dieren in de stal zetten ‘omdat het zo koud is’.
Een leerkracht stimuleert klein motorische handelingen door samen met de peuter een weide te maken door de kleine hekkens goed te plaatsen, door een popje in het kleine bedje leggen,…
Je kan de peuter gaandeweg vertrouwd maken met nieuwe woordenschat rond de materialen en het spel. Door eenvoudige vragen te stellen nodig je de peuter uit zelf de woordenschat te gebruiken. Je kan gaandeweg de peuter vertrouwd maken met getallen en rangtelwoorden door ze in eenvoudige contexten zelf te gebruiken in het spel.
Met andere woorden: geef doen, denken en taal impulsen.