Er kan een kindje van de dag aangesteld worden. Dat kindje krijgt een aantal vaste taken, die de leerkracht mondeling toelicht, op het moment zelf.

Je werkt best met een beurtrol zodat ieder kind eens het kind van de dag kan zijn.  Deze beurtrol kan je visualiseren door een reeks foto’s of symbooltjes te maken, waarbij je telkens een foto/symbool kan aanduiden.

Voor ‘grotere’ taken kan je ook twee kleuters aanduiden.

Regels en afspraken:
Eenvoudige afspraken of regels moet de leerkracht dikwijls herhalen.  De kinderen worden ze geleidelijk gewoon. Als de leerkracht aanwezig is, worden ze nageleefd, anders minder.

De regels en afspraken moeten nog niet gevisualiseerd worden. Hier en daar kan een belangrijke regel/afspraak wel afgebeeld worden met een duidelijke prent, maar dit vervangt de mondelinge herhaling van de regel niet.

Groeien in moreel bewustzijn

De kleuter heeft nog weinig moreel bewustzijn. Hij heeft nog weinig inzicht in wat goed en fout gedrag. Hij begrijpt wel of iets mag of niet mag, maar begrijpt dus nog niet altijd waarom. Alle regels moeten veelvuldig herhaald worden. Door bevestiging, belonen, en soms straffen, leren peuters wat kan en niet kan.

Kenmerkend voor kleuters van 3 jaar is de koppigheidsfase, een gevolg van een groeiend ik-bewustzijn.  Het kind ontdekt dat hij er is als een eigen persoon, met een eigen willetje. Hij wil zich stellen tegenover de anderen.

Jonge kleuters hebben nog een heel beperkt empathisch inzicht en gevoel. Ze kunnen zich nog heel moeilijk inleven in wat de ander denkt en voelt. Vandaar dat ze vaak nog een regel naleven ‘omdat de juf/meester dit wil’ , en niet omdat ze begrijpen dat dit nodig is om op een goede manier samen te leven. Het is wel belangrijk dat de leerkracht op de gevolgen voor de ander wijst, bij bv. ruzies e.d.

(Hooijmakers, T., Stockhof, T., & Verhulst, F., 2009 ; Boone, M. ,2008; Struyven, K., Baeten, M., Kyndt, E. & Sierens,E.,2009)

Begeleiding door de leerkracht

taken:
Het is normaal dat je de taken die het kindje van de dag moet uitvoeren, nog begeleidt.

regels en afspraken:
Bekrachtig wat de kleuter goed doet door dit positief te waarderen, en laat merken wat je niet waardeert (gedragsconditionering). Gebruik voor zowel de positieve als negatieve waardering van het gedrag een ik-boodschap, zo blijf je altijd het gedrag zelf beoordelen, en niet de persoon van het kind.
Praat geregeld, wanneer er aanleiding voor is, over ‘wat goed is, wat niet goed is’. Geef zeker zelf altijd het goede voorbeeld.

Stimuleer hun groei in empathie door de kleuter te wijzen op wat een bepaald gedrag bij de ander veroorzaakt.

Voorbeelden