huishoekgesloten

Bij elke speelwerkplek hangt een foto van deze plek zelf, indien mogelijk een foto die ook de mogelijke activiteiten in de hoek weergeeft. De voorkeur gaat naar een foto, eventueel kan die vervangen worden door een duidelijke prent.
Deze foto’s bundel je daarnaast ook in een boekje, waarin de peuters vrij of samen met de leerkracht kunnen bladeren.

In de peuterklas kunnen alle hoeken altijd open blijven, indien het totale aanbod voor de peuter overzichtelijk blijft, en er dus niet te veel speelhoeken zijn.

Je kan ook de keuze beperken door een aantal hoekjes af te sluiten. Je sluit de hoek die gesloten is letterlijk af door de toegang af te verhinderen met bijvoorbeeld een touw of voorwerp. Eventueel kan een groene of rode stip of bol ook aangeven of de hoek open of gesloten is.

Bij peuters wordt er nog niet gewerkt met een keuzebord. Peuters hebben nog te weinig abstractievermogen om zo’n bord goed te kunnen begrijpen en gebruiken.

Groeien in kiezen 

Leren kiezen tussen activiteiten in speelwerkplekken is een zeer geleidelijk proces. De peuters en jongste kleuters gaan een poos op verkenning in de klas, vlinderen als het ware van het ene naar het andere spelmateriaal. Ze gaan met het materiaal ook niet altijd in de daarvoor bestemde hoek blijven. Ze spelen ook vaak kort, in flarden, met hetzelfde materiaal. Peuters kunnen zich immers niet lang concentreren.

Pas als ze alle mogelijkheden van de materialen verkend hebben, kunnen ze gerichter kiezen en geleidelijk aan blijven de kinderen ook wat langer bij hun keuze. Je kan ze stimuleren door langer bij hun spel te blijven door mee te spelen. Dit doe je door eerst rustig bij de peuters in de speelwerkplek te gaan zitten. Je volgt hun activiteiten. Je verwoordt enkel wat de peuters aan het doen zijn, je imiteert dit en je geeft de peuter bevestiging. Van hieruit kan er een dialoog ontstaan tussen het kind en de volwassene en kan de volwassene, als spelpartner, een nieuwe spelimpuls geven.

Het kiezen van de peuter begeleiden 

Geef de peuters tijd en ruimte om wat rond te vlinderen, en hun omgeving te verkennen. Ga regelmatig ook eens rond in de klas met de peuters om alles te tonen (= spelimpuls ‘oriënteren’). Toon nieuwe materialen in de kring voordat je ze aanbiedt in de hoekjes. Observeer hun spelgedrag en leer hun spelgedrag kennen. Toon hen de mogelijkheden van de hoeken en de materialen, doe dit bijvoorbeeld door hen ervoor uit te nodigen, spel te demonstreren en mee te spelen.

Je kan samen met een peuter in het hoekenboekje kijken en benoemen welke hoek op de foto staat en praten over wat je daar kan doen.

Als peuters bepaalde hoeken links laten liggen, moet je eerst nagaan of het aanbod wel voldoet aan de behoeften van de peuters.

Systemen die aangeven dat de hoek open/gesloten is, of, die aangeven dat de hoek vrij/vol is, kan je pas geleidelijk aan introduceren.


Voorbeelden