In het water voorzie je plastic eendjes (of andere figuurtjes), gietertjes, emmertjes, lepels (om te scheppen en te roeren).

Voorzie enkele materialen die de peuter doen ervaren wat drijft en wat zinkt: keien, hout, een spons, kurken.

In de winter kan je bv. sneeuwballen maken buiten en samen met de peuters deze in de (lege) watertafel leggen. Je kan ook eens enkele ijsblokjes aanbieden.

Ontwikkelingskansen

We bieden ontwikkelkansen…

MZzo1 Gericht en intens waarnemen met de zintuigen

IVoc2 Exploreren en experimenteren in de wereld rondom zich

Groeien in spel

De klemtoon ligt vooral op:

  • Manipulerend,  sensopathisch spel: door vingers laten vloeien, roeren met vingers,  met handen in het water slaan, …
  • Manipulerend, functioneel spel: zand bewust met water mengen om het resultaat te verkennen, met materialen zaken uitproberen in het water, …

Begeleiding van de leerkracht

Te veel of te weinig materiaal in verhouding tot het zand/water, beperkt de experimenteerkansen. Laat niet meer dan vier kleuters tegelijk toe aan een zand- of watertafel, behalve indien deze zeer groot is.

Oriënteer de peuters op het spel. Dit kan je doen door het materiaal te tonen en te demonstreren wat je ermee kan doen. Zorg ervoor dat de peuters zelf kunnen opruimen door hanteerbare opruimbakken te voorzien waarop een foto van het materiaal is bevestigd (= impuls ‘structureren’).

Laat de peuters volop manipuleren. Je kan meespelen om het spel van de peuters te stimuleren, maar doe dit zonder hun spel te verstoren. Ga daarom rustig bij de peuters neerzitten, met een afwachtende houding. Volg hun initiatief. Je kan het spel van de peuters spiegelen en hun handelingen en belevingen verwoorden (‘Je giet veel water in het emmertje!’). Om dat te kunnen doen, moet je eerst heel goed observeren wat het spel van de peuters echt inhoudt, wat de peuter precies boeit en plezier verschaft. Vanuit deze meespelende houding kan je dan een nieuw spelidee, dat aansluit bij wat de peuter boeit, aangeven. Stimuleer de peuters daarbij tot manipuleren en experimenteren  (bv. “Doe jij dit emmertje eens helemaal boordevol?”).

Je kan de peuter gaandeweg vertrouwd maken met nieuwe woordenschat rond de materialen en het spel. Door vragen te stellen in het spel stimuleer je de peuter om zelf te praten, de woordenschat te gebruiken.  Je kan de peuters in eenvoudige contexten gaandeweg vertrouwd maken met hoeveelheden (bv. “We zullen een volle emmer water erbij doen”; “De emmer is niet vol. Er is maar een heel klein beetje water in de emmer.”) (= impuls “toevoegen nieuwe handelingsmogelijkheden”)

Geef dus doen, denken en taal impulsen.

Voorbeelden