We leven tegenwoordig in de ‘information age’ (De Bruijn, 2016). Alle informatie is tegenwoordig online te vinden. Onze maatschappij verwacht dan ook dat iedereen online goed kan lezen en schrijven en kritisch met die informatie kan omgaan, de zogenaamde ‘onlinegeletterdheid’. Vooral de combinatie van informatie via websites en het gebruik van sociale media vraagt om kritische denkvaardigheden die bij leerlingen moeten ontwikkeld worden.
Het grote nadeel is namelijk dat internet een slecht geordende informatieomgeving is. Het is niet makkelijk om tot de goede informatie te komen. Je kan ook makkelijk de weg kwijtraken in de overvloed van informatie op internet. Bovendien is er op het internet geen ‘redactie’ die teksten beoordeelt op kwaliteit. Bij boeken en tijdschriften is dat wel het geval. Op het internet kan iedereen naar hartelust posten wat hij wil. Zoals bvb. op ‘de broodpudding website’…
Bovendien wordt, in de wereld van de sociale media, alles gedeeld, wat ervoor zorgt dat online teksten heel divers zijn en dat de kwaliteit dus kan afnemen. Daarbij komt nog dat er heel veel verschillende tekstsoorten zijn: websites, sms’en, wiki’s, blogs, tweets, enz. Anders dan op papier zijn deze tekstsoorten niet opgebouwd vanuit een inleiding, kern en slot zoals we allemaal mooi op school leerden. Een online tekst bestaat vaak uit meer dan enkel woorden; schema’s, afbeeldingen, audio en video wordt eraan toegevoegd. Door de interactiemogelijkheid veranderen online teksten snel wat een grote alertheid en kritisch vermogen vergt. Het is ook vaak onduidelijk wie de auteur van een online tekst is.
Dit alles vraagt om nieuwe vaardigheden. Uit onderzoek blijkt dat 18% van de Nederlandse leerlingen uitvalt op een onlinegeletterdheidstoets. Ze kunnen dan misschien wel omgaan met nieuwe apps en zijn constant online, maar begrijpen en gebruiken de online informatie niet goed. En het is niet omdat je bijvoorbeeld heel goed bent in begrijpend lezen op papier, dat je ook goeie onlinevaardigheden bezit. Ons onderwijs focust vooral op vaardigheden die nodig zijn om enkelvoudige lineaire tekst op papier te begrijpen; oproepen van voorkennis, voorspellen, woordbetekenissen uit de context opmaken. Waar het onderwijs nog meer op kan focussen, zijn de vaardigheden voor onlinegeletterdheid: zoekvaardigheden, identificeren van betrouwbare en bruikbare informatie, evalueren van informatie.
Laten we dit artikel als voorbeeld nemen. (TVOlen.be, 2014).
Overviel jou ook een lichte paniek toen je dit las?… Niet alles wat verschijnt, is echter waar. TvOlen is dan ook een satirische website die op tijd en stond dergelijke ‘verzonnen nieuwtjes’ verspreidt. Die worden dan massaal gedeeld én geloofd via sociale media. Wat dacht je van ‘regering overweegt belasting per kilogram overgewicht’ of ‘regering wil zwangerschap beperken tot zes maanden’, of ‘Koen Crucke opgenomen na overdosis placebo’. Uit onderzoek van Slob (2014) blijkt dat kinderen op uiteenlopende manieren informatie vinden op het internet. De meeste selecteren de tekst van website en kopiëren en plakken dit in Word, sommige zelf zonder zelfs de tekst te lezen. Vaak zijn bijna alle kinderen tevreden met het eerste antwoord dat ze op het internet vinden. Het is daarom belangrijk dat er met de kinderen bewust wordt omgegaan met de betrouwbaarheid van de gegevens.
Ook de zoekvaardigheden zijn vaak een probleem. Kinderen weten dat er tussen de www en de .be of .com een bepaald woord moet staan. Welk woord dit is, is soms flink zoeken. Bijvoorbeeld: een kind is op zoek naar websites over vogels en typt www.vogel.be in. Het komt terecht op een website over een bedrijf voor de import van houtproducten. Hoe kan dit? Het komt vaak voor dat onder een domeinnaam een heel andere website schuilgaat dan verwacht. Bedrijven hebben deze domeinnamen geregistreerd, juist omdat het ‘onschuldige’ domeinnamen zijn waar veel mensen naartoe surfen. Op die manier hopen ze op meer bekendheid voor hun product.