Ga naar de inhoud

LEERRUIMTES👩‍🏫

Wanneer een docent een contactmoment vormgeeft, wordt steeds vertrokken van bepaalde leeractiviteiten die aansluiten bij de vooropgestelde leerdoelen van een opleidingsonderdeel. Zo kan het dat een docent focust op het overbrengen van kennis tijdens een contactmoment, maar kan hij of zij ook inzetten het initiëren van een klasdiscussie. Deze verschillende leeractiviteiten kunnen dankzij deze Ruimtekiezer vertaald worden naar een diversiteit aan leerruimtes. In die leerruimtes gaat een docent aan de slag met de studenten. 

Binnen de mogelijke leerruimtes onderscheiden we volgende soorten: 

Stappenplan

1. Bepaal je context

Vooraleer je een les uitwerkt, zowel didactisch als technisch, is het belangrijk de context van je les te overwegen.
Gebruik hiervoor enkele richtvragen:  

  • Aan welke leerdoelen zal je werken?
  • Hoe groot is de groep? 
  • In welke opleiding en opleidingsfase zitten de studenten? 
  • Volgen er studenten de les van thuis uit? 
  • Welke leeractiviteiten wil ik inzetten in mijn les? Bv: samenwerking, discussie, kennisverwerving, …
2. Bepaal je leeractiviteiten

Om tot leren te komen moeten studenten bepaalde dingen doen: nota’s nemen, structuur aanbrengen, iets toepassen, oefeningen maken, een probleem analyseren, enz. Deze activiteiten noemen we leeractiviteiten. Als docent heb je de taak om je leeromgeving zo te ontwerpen dat de studenten die specifieke leeractiviteiten doen die geschikt zijn om de beoogde leerdoelen te bereiken.  

Er is daarbij geen één op één relatie tussen een leerdoel en een leeractiviteit: 

  • Een leerdoel kan meerdere leeractiviteiten nodig hebben om volledig bereikt te worden. 
  • Je kan meerdere leeractiviteiten kiezen om hetzelfde te bereiken. 

In VIVES zetten we leeractiviteiten zowel on-campus als off-campus in. 

Leren door verwerving is wat studenten doen wanneer ze een presentatie volgen of een podcast beluisteren, teksten of websites lezen en demo’s of video’s bekijken. Bij deze leeractiviteit heeft de docent een centrale rol door het aanbieden van de te verwerven inhouden. Via deze leeractiviteit leren de studenten wat al geweten is over het onderwerp en leren ze het expertniveau van denken en doen kennen (~proces van kennisconstructie).

  • Leg op voorhand vast welke inhouden je wil overbrengen en hoe je dit wil doen (digitaal of niet). Denk ook na over de hoeveelheid informatie die je overbrengt. Bij een hoorcollege daalt de aandacht van studenten na ongeveer 20 minuten, zorg dus voor afwisseling om de aandachtspanne te verlegen (bv. door een oefening of vragen te geven na een uitleg). 
  • Maak de structuur van de inhoud die je zal aanbrengen duidelijk (wat zijn de linken met voorkennis, wat is het nut van deze inhoud, …). 
  • Maak duidelijk wat je van studenten verwacht tijdens de les (bv. nemen van notities). 

Leren door discussie is wat studenten doen wanneer ze eigen vragen, ideeën en gemaakte keuzes expliciteren en verantwoorden. Ze treden hierbij in interactie met docenten en/of peers, beluisteren en reageren op vragen en ideeën of stellen deze in vraag. 

  • Zorg voor een veilig en positief klasklimaat en maak duidelijke afspraken.   
  • Zorg voor een duidelijke opdrachtomschrijving om te voorkomen dat de discussie-activiteit van de vakinhouden gaan afwijken. 
  • Door gebruik te maken van onderwijstechnologie kan een discussie ook op afstand gevoerd worden, of kan er een discussie gevoerd worden met een grote groep op een meer gestructureerde manier. 

Leren door onderzoek is wat studenten doen wanneer ze (nieuwe) informatie verzamelen, deze kritisch bekijken en zo tot nieuwe inzichten komen. Bij deze leeractiviteit gaat het om een student-gestuurd proces waarbij studenten hun onderzoekscompetenties ontwikkelen en toepassen. 

  • Het aanbrengen van de onderzoekscompetenties is een taak van de volledige opleiding. In VIVES werd de IOO-methodiek ontwikkeld om hier samen over na te denken. Bij interesse kan steeds contact genomen worden met de dienst onderwijsontwikkeling en -professionalisering of met de onderwijscoach.  

Leren door toepassing is wat studenten doen wanneer ze wat ze geleerd hebben, verwerken of inoefenen (in de praktijk). Op basis van feedback sturen studenten hun handelen bij. De feedback kan komen van peers, docenten, zichzelf, of van de taak zelf. 

  • Betrek waar mogelijk het werkveld bij het formuleren, begeleiden of evalueren van praktijkopdrachten. Door het werkveld te betrekken, verhoog je de kans op authentieke taken die steeds een hoge relevantie inhouden. 
  • Zorg voor duidelijke instructies (opdrachtsformulering en doelstellingen) en transparante communicatie. 
  • Denk na over hoe je de studenten gaat begeleiden (met of zonder behulp van onderwijstechnologie) en hoe je de feedbackactiviteiten wenst te organiseren. 

Leren door productie is wat studenten doen wanneer ze een beroepsproduct ontwikkelen. Met dit product of deze output tonen studenten hoever ze staan in hun leerproces en hoe ze het geleerde kunnen toepassen in de praktijk. 

  • Bewaak de werk- en studielast van de studenten en jezelf. Bepaalde productieactitviteiten kunnen heel intensief zijn. 
  • Zorg voor duidelijke instructies (opdrachtsformulering en doelstellingen) en transparante communicatie. 
  • Combineer on- en off-campus activiteiten. Je kan bijvoorbeeld opteren om on-campus begeleidingsgesprekken te organiseren, net als intervisie- en supervisiemomenten. Studenten kunnen afwisselend off-campus zelfstandig verder werken aan hun product. 

Leren door samenwerking is wat studenten doen wanneer ze samen kennis, inzichten of output opbouwen. Leren door samenwerking komt nooit alleen voor. Deze leeractiviteit komt dus altijd voor in combinatie met een andere leeractiviteit. Leren door samenwerking omvat voornamelijk de leeractiviteiten discussiëren, toepassen en produceren. 

  • Kies de juiste ruimte voor samenwerking. Hou hier rekening met groepsgrootte en het al dan niet gebruiken van onderwijstechnologie. VIVES beschikt over een aantal collaboratieve ruimtes die zich hier ideaal toe lenen. 
  • Zorg voor een duidelijk doel van de samenwerkingsactiviteit en daarbij aansluitend een duidelijke opdrachtsomschrijving zodat de studenten weten wat van hen verwacht wordt (transparantie). 
  • Denk na over hoe je de studenten gaat begeleiden (met of zonder behulp van onderwijstechnologie) en hoe je de feedbackactiviteiten wenst te organiseren. Focus hierbij niet alleen op inhoudelijke ondersteuning, maar denk ook aan begeleiding van en feedback op de samenwerkingsprocessen. 
  • Je kan werken met een samenwerkingsscript. In een samenwerkingsscript beschrijf je welke stappen de studenten moeten zetten, wie verantwoordelijk is voor welke taak en hoe het werk verdeeld wordt. 
  • Je kan werken met digitale tools om de individuele bijdrages van de studenten zichtbaar te maken. Bij een wiki bijvoorbeeld kan de bewerkingsgeschiedenis van het proces van samenwerken en kennisconstructie in kaart gebracht worden.  
3. Bepaal de keuze van je leerruimte

Je hebt je les vorm gegeven en weet welke leeractiviteiten je wil aanbrengen bij je studenten, goed zo! Tijd om de leeractiviteiten te koppelen aan de juiste ruimte. In onderstaande tabel geven we een overzicht waartoe een ruimte zich het best leent in de lijn met de leeractiviteiten.

Typologie / LeeractiviteitenVerwervenSamenwerkenDiscussiërenOnderzoekenToepassenProduceren
Klassieke leerruimtexxx
Kleine groepsruimte of huddlexxxx
Leerruimte met mogelijkheid
tot streamen en opnemen
xx
Hybride leerruimtexxx
Collaboratieve leerruimtexxx
Vaardigheidslokalenxx
Tools*Tools*Tools*Tools*Tools*Tools*
(* Indien je geen toegang hebt tot deze pagina, neem dan contact met onderwijstechnologie@vives.be)

Per leerruimte wordt telkens opgelijst wat de minimale technologische basisfunctionaliteiten zijn. Technische apparatuur kan verschillen per leerruimte, maar VIVES-breed streven we naar uniformiteit binnen hetzelfde type leerruimte.  Om de aanwezige apparatuur van een specifiek lokaal op campus te bekijken, raadpleeg je TimeEdit. Bij het gebruik van een leerruimte door de docent gaan we uit van het BYOD-principe (Bring your own device) waarbij de docent beroep doet op de eigen laptop om te projecteren.