Kenmerken en aanpak
Verkenning
- Voor wie is de tekst bedoeld?
De tekst is bedoeld voor jezelf, maar ook bv. voor mentoren en lectoren.
- Welk soort tekst wordt het?
Het is een document waarin de doelstellingen en het verloop van een activiteit worden weergegeven.
- Wat wil de lezer te weten komen?
De lezer wil te weten komen welke doelstellingen nagestreefd worden in een les/activiteit en hoe de leerkracht het concreet aanpakt om die doelstellingen na te streven.
Inhoud zoeken
Waarover schrijf ik?
Kies een lesinhoud die aansluit bij de beginsituatie van de klas en de doelstellingen die je wil nastreven.
Informatie ordenen
Begin niet zomaar te schrijven, maar vertrek vanuit een schrijfplan. Zet een structuur op papier. Ga na of die structuur didactisch wel in orde is.
Tekststructuur | Wat komt hier aan bod? |
Inleiding | Hoe kan je interesse wekken voor wat volgt? Hoe kan je wat volgt inleiden, een context creëren? Zijn er didactisch bepaalde vereisten aan de inleiding van een activiteit? |
Midden | Is er een bepaalde opbouw in het midden? Werk je met verschillende stappen of verschillende categorieën? Hoe moet een les/activiteit didactisch gezien opgebouwd zijn? |
Slot | Hoe zal je afronden?Hoe moet dit volgens de didactiek? |
Uitschrijven
Vertrek vanuit je schrijfplan om je tekst uit te schrijven.
Enkele tips:
- Schrijf niet over jezelf in de derde persoon (“juf zegt …”), maar noteer direct je vragen en instructies.
- Noteer alles kort, maar duidelijk. Een omslachtige uitleg is niet nodig.
- Laat belangrijke vragen, instructies of stappen opvallen in je tekst. Zet ze cursief of vet of onderlijn ze.
- Zorg ervoor dat de verschillende stappen, de verschillende fasen in de activiteit, steeds visueel duidelijk zijn.
- Als je vragen noteert, dan moet je in de eerste plaats letten op het correct gebruik van vraagwoorden (bv. niet “op wat” maar “waarop”, niet “van wat”, maar “waarvan” enz.). Daarnaast is het ook belangrijk dat je gevarieerde vragen stelt. Zorg steeds voor verschillende vraagsoorten (bv. ja/nee-vragen, aanwijsvragen, denkvragen, taalvragen, vragen naar eigen ervaringen, tegendeelvragen …).
- Tot slot bekijk je ook best nog eens de werkwoordspelling in vragen. Bekijk goed wat het onderwerp van het werkwoord is en waar dat onderwerp staat. Bv. “Vind je ….?”
Controle
Checklist
Lees je tekst na en duid aan wat in orde is en wat nog moet worden aangepast.
Didactiek
- Is deze voorbereiding didactisch in orde? Als er een checklist is van dit soort activiteit, dan overloop je best ook die checklist.
Taalgebruik
- Is je taal aangepast aan de tekstsoort die je geschreven hebt? Is je taal eenvoudig en duidelijk?
- Zijn alle vragen correct geformuleerd?
- Zijn alle werkwoordsvormen correct?
- Vermijd het gebruik van verkleinwoorden. Gebruik je niet te veel verkleinwoorden?
Structuur
- Bevat de tekst een inleiding, een midden en een slot?
- Is er een duidelijke opbouw? Zijn er duidelijke lesfasen of stappen?
- Is de tekst uiterlijk goed verzorgd, met een duidelijke indeling?
Doelgericht
- Beantwoordt je tekst aan de oorspronkelijke bedoeling van je tekst?
- Weet de lezer wat je bedoelt?
- Kan je lezer snappen wat je bedoelt?
- Staat alles erin wat je erin wilde?
Nalezen
- Heb je jouw tekst voldoende aandachtig en meermaals nagelezen of door iemand anders laten nalezen?
- Heb je eventueel enkele passages luid gelezen om te horen of de stijl vlot en concreet is?