Kenmerken en aanpak

Kenmerken en aanpak

Verkenning

  • Voor wie is de tekst bedoeld?

De tekst is bedoeld voor ouders (eventueel opvoeder of voogd). Ken de ouders! Dit wil zeggen dat je best weet of er al dan niet kansarme of allochtone ouders zijn. Schriftelijke communicatie kan in dat geval moeilijk verlopen. Alles wat je schrijft, moet hieraan aangepast zijn. Kies voor een eenvoudige en korte formulering, werk met pictogrammen, met kleuren (bv. blauw betekent dat je iets moet meebrengen, rood is iets dat gelezen en getekend moet worden enz.), foto’s of stempels. Vertel aan de kleuters of leerlingen dat ze een brief meekrijgen, wat de inhoud en de bedoeling ervan is. Daarnaast moet je ook rekening houden met bijzondere gezinssituaties, zoals éénoudergezinnen, pleeggezinnen, gescheiden ouders enz. Pas je aanspreking aan! Je kan extra brieven meegeven of opsturen. Informeer je of de school een beleid voert hieromtrent.

  • Welk soort tekst wordt het?

Bepaal duidelijk de bedoeling en de werkwijze van elke soort schriftelijke communicatie. Welke informatie giet je in een brief? Wanneer maak je gebruik van je klasblog?

Als je kiest voor een brief, wanneer en hoe wordt die brief dan meegegeven? Verwacht je reactie van de ouders? Informeer de ouders duidelijk over de bedoeling en de werkwijze.

Inhoud zoeken

Waarover schrijf ik?

Hier moet je keuzes maken. Je kan immers niet van naaldje tot draadje beschrijven wat er in een week allemaal gebeurd is. Selecteer wat relevant is voor alle ouders, gooi geen informatie te grabbel die niet door alle ouders mag gezien worden.

Informatie ordenen

Begin niet zomaar te schrijven, maar vertrek vanuit een schrijfplan. Zet een structuur op papier.

tekststructuur Wat komt hier aan bod?
Inleiding Begin met het aanspreken van de ouder(s), voogd of opvoeder(s). Hou hierbij rekening met diverse gezinssituaties. Daarna kan je de lezer(s) als het ware voorbereiden op wat volgt. Geef aan welk thema je zal bespreken? Over welke gebeurtenis zal je het hebben? Vermeld waarover de rest van de tekst gaat en welke structuur je gebruikt.
Midden Maak een verdeling in alinea’s. Noteer met kernwoorden wat je in elke alinea wil vertellen.
Slot Hoe zal je afronden? Je kan een besluit formuleren of vooruitblikken. Zorg voor een gepaste slotgroet.

Uitschrijven

Vertrek vanuit je schrijfplan om je tekst uit te schrijven.

Enkele tips:

  • Gebruik eenvoudige woorden en duidelijke zinnen. Hou er rekening mee dat de tekst voor alle ouders begrijpbaar moet zijn.
  • Zorg voor een duidelijke structuur.Gebruik een duidelijke lay-out en duidelijke alinea’s.
  • Maak gebruik van signaalwoorden.
  • Gebruik geen al te klein lettertype.
  • Pictogrammen en/of kleuren maken de boodschap duidelijker.
  • Gebruik geen vaktaal. Als je dat toch doet, geef er uitleg bij. Bv. schrijf niet dat er deze week Schrijfdans was. De meeste ouders kennen dit niet.
  • Gebruik de beleefdheidsvorm u en de vertrouwelijke vorm je niet door elkaar. Wees consequent hierin. Let op de spelling van uw kleuter en jouw kleuter.
  • Zorg ervoor dat er geen taalfouten instaan. Dit maakt een negatieve indruk!
  • Wees duidelijk. Bv. Wat moet er precies meegebracht worden? Wanneer?
  • Wees beleefd. Vermijd “moeten” (bv. je moet dit invullen of meebrengen).
  • Spreek niet in de derde persoon over “de juf” maar schrijf in je eigen naam. Noem jezelf nog geen juf als je nog student bent.
  • Denk bij de aanspreking aan de diversiteit in gezinnen. Schrijf dus niet zonder nadenken “beste ouders”, maar zet bijv. de “s” tussen haakjes.
  • Fleur de tekst op met pictogrammen (bv. van www.sclera.be), prenten of foto’s. Kies voor afbeeldingen die de tekst verduidelijken en die het mogelijk maken dat een kind bv. aan de hand van de afbeeldingen aan zijn anderstalige ouders vertelt wat er in de brief staat.
  • Wil je foto’s gebruiken, ga dan altijd na of dit wel mag!

Controle

Checklist

Lees je tekst na en duid aan wat in orde is en wat nog moet worden aangepast.

Taalgebruik

  • Is je taal aangepast aan de tekstsoort die je geschreven hebt? Is je taal eenvoudig en duidelijk voor ouders?

Structuur

  • Bevat de tekst een inleiding, een midden en een slot?
  • Gebruik je signaalwoorden om de structuur te verduidelijken?
  • Zitten de alinea’s goed in elkaar?
  • Is er één thema per alinea?
  • Is de tekst uiterlijk goed verzorgd, met een duidelijke indeling?

Doelgericht

  • Beantwoordt je tekst aan de oorspronkelijke bedoeling van je tekst?
  • Weet de lezer wat je bedoelt? Gebruik je geen vaktermen?
  • Kan je lezer snappen wat je bedoelt?
  • Staat alles erin wat je erin wilde?

Inhoud

  • Is de informatie correct en duidelijk?

Nalezen

  • Heb je jouw tekst voldoende aandachtig en meermaals nagelezen of door iemand anders laten nalezen?
  • Heb je eventueel enkele passages luid gelezen om te horen of de stijl vlot en concreet is?