s/t/d/r
Plaats bij een [t] en een [d] het puntje van je tong tegen de bovenste tandkas. Niet helemaal tegen de tanden, maar net erboven tegen de tandkas. Laat daarna met een plofje los.
Het verschil tussen de [t] en de [d] is het verschil tussen stemloos en stemhebbend. Een [t] wordt stemloos geproduceerd, een [d] stemhebbend.
Een [s] kan boventands of ondertands worden geproduceerd. Beide varianten zijn goed. Bij een boventandse [s] plaats je je tong tegen de bovenkiezen en je verhemelte, de tongpunt tegen de boventandkas. Bij een ondertandse [s] plaats je je tongpunt tegen de ondertanden. Plaats je tong niet tussen je tanden, want dan lispel je.
Een r kan je met je tongpunt of met je huig produceren. Ook hier zijn beide varianten goed. Zorg er wel voor dat een huig-r voldoende rolt en dat je consequent bent in de keuze voor een tongpunt-r of een huig-r.