Kenmerken en aanpak
Verkenning
- Voor wie is de tekst bedoeld?
De tekst is bedoeld voor ouders (eventueel opvoeder of voogd).
- Welk soort tekst wordt het?
Het wordt een verslag waarin verschillende activiteiten of gebeurtenissen worden beschreven.
- Wat wil de lezer te weten komen?
De lezer wil te weten komen wat zijn kind allemaal gedaan heeft en meegemaakt heeft in de klas.
Inhoud zoeken
Waarover schrijf ik?
Hier moet je keuzes maken. Je kan immers niet van naaldje tot draadje beschrijven wat er in een week allemaal gebeurd is. Selecteer wat relevant is voor alle ouders, gooi geen informatie te grabbel die niet door alle ouders mag gezien worden.
Mogelijke keuzes:
- Als kapstok voor je tekst kies je voor de dagen van de week. Per dag vertel je iets over het dagthema en enkele activiteiten. Wees concreet hierbij. Dit wil zeggen dat je niet gewoon mag vertellen dat je bijv. een verhaal verteld hebt en een liedje aangeleerd hebt, maar dat je vermeldt welk verhaal en welk liedje.
- Als kapstok voor je tekst kies je voor de ontwikkelingsdomeinen of vakken. Per vak of ontwikkelingsdomein beschrijf je in een alinea wat er allemaal aan bod is gekomen. Ook hier is het belangrijk dat je concreet bent.
- Als kapstok voor je tekst kies je voor de hoogtepunten of belangrijkste momenten van een week, die je chronologisch beschrijft. Misschien zijn er tijdens een week speciale dingen geweest, zoals bijv. een uitstap, een schoolreis, bezoek van iemand in de klas, een verjaardag,… Dan is het logisch dat je daar veel aandacht aan besteedt.
Werk met een woordspin of maak al een schema van de structuur van je tekst!
Informatie ordenen
Begin niet zomaar te schrijven, maar vertrek vanuit een schrijfplan. Zet een structuur op papier.
tekststructuur | Wat komt hier aan bod? |
Inleiding | Begin met het aanspreken van de ouder(s), voogd of opvoeder(s). Hou hierbij rekening met diverse gezinssituaties.Daarna kan je de lezer(s) als het ware voorbereiden op wat volgt. Geef aan welk thema je zal bespreken? Over welke gebeurtenis zal je het hebben? Vermeld waarover de rest van de tekst gaat en welke structuur je gebruikt. |
Midden | Welke kapstok gebruik je (dagen van de week, ontwikkelingsdomeinen, 1 of meerdere gebeurtenissen)? Maak een verdeling in alinea’s. Noteer met kernwoorden wat je in elke alinea wil vertellen. |
Slot | Hoe zal je afronden? Je kan een besluit formuleren of vooruitblikken. |
Uitschrijven
Vertrek vanuit je schrijfplan om je tekst uit te schrijven.
Enkele tips:
- Zorg voor een duidelijke structuur.
- Maak gebruik van signaalwoorden.
- Denk bij de aanspreking aan de diversiteit in gezinnen. Schrijf dus niet zonder nadenken “beste ouders”, maar zet bijv. de “s” tussen haakjes.
- Gebruik geen vaktermen. Vermijd dus bijv. woorden als belangstellingscentrum, de waarneming, BC, schrijfdans, enz.
- Gebruik eenvoudige en korte zinnen. Hou er rekening mee dat de tekst voor alle ouders begrijpbaar moet zijn.
- Fleur de tekst op met pictogrammen (bijv. van www.sclera.be), prenten of foto’s. Kies voor afbeeldingen die de tekst verduidelijken en die het mogelijk maken dat een kind bijv. aan de hand van de afbeeldingen aan zijn anderstalige ouders vertelt wat er in het verslag staat.
- Wil je foto’s gebruiken, ga dan altijd na of dit wel mag!
- Je kan alles in algemene termen beschrijven, maar je kan er ook voor kiezen om regelmatig kinderen te vermelden (bijv. “X en Y amuseerden zich kostelijk aan de watertafel, zoals je kan zien op de foto.”). Als je dit doet, dan moet je ervoor zorgen dat alle kinderen wel eens vernoemd worden en dat het altijd gaat om iets positiefs!
Controle
Checklist
Lees je tekst na en duid aan wat in orde is en wat nog moet worden aangepast.
Taalgebruik
- Is je taal aangepast aan de tekstsoort die je geschreven hebt? Is je taal eenvoudig en duidelijk voor ouders?
Structuur
- Bevat de tekst een inleiding, een midden en een slot?
- Gebruik je signaalwoorden om de structuur te verduidelijken?
- Zitten de alinea’s goed in elkaar?
- Is er één thema per alinea (bijv. een dag, een ontwikkelingsdomein, een gebeurtenis)
- Is de tekst uiterlijk goed verzorgd, met een duidelijke indeling?
Doelgericht
- Beantwoordt je tekst aan de oorspronkelijke bedoeling van je tekst?
- Weet de lezer wat je bedoelt? Gebruik je geen vaktermen?
- Kan je lezer snappen wat je bedoelt?
- Staat alles erin wat je erin wilde?
Inhoud
- Is de informatie correct?
- Word je in het begin van de tekst tot verder lezen aangespoord?
- Is er een persoonlijke, kritische of originele conclusie?
Nalezen
- Heb je jouw tekst voldoende aandachtig en meermaals nagelezen of door iemand anders laten nalezen?
- Heb je eventueel enkele passages luid gelezen om te horen of de stijl vlot en concreet is?