Expressie

Expressie

Expressief spreken betekent enerzijds heel zorgvuldig articuleren, maar anderzijds ook kunnen spelen je tekst. Vooral wanneer je een verhaal vertelt, moet je zo veel mogelijk variëren. Door je stem wat hoger of lager te laten klinken of luider, stiller, sneller of trager te lezen kan je een tekst heel wat gevarieerder laten klinken.

Ook je mimiek en interactie met je doelpubliek beïnvloeden je vertelprestatie. Voor meer info verwijzen we graag naar de cursus muzische expressie of de verschillende cursussen Nederlands.

Aanwijzingen voor expressie vind je terug in de tekst zelf! Werkwoorden zoals roepen, fluisteren, aarzelen…; leestekens zoals vraagtekens, uitroeptekens, komma’s, punten… en bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden geven aan hoe je creatief met een tekst kan omgaan. Tussen de lijnen kan je natuurlijk nog extra expressieve elementen opnemen.

(Ik begin op een plechtige toon) Op de boerderij (pauze) woonde een kleine geit. Ze was een heel (stem gaat eventjes de hoogte in) gewone geit. (pauze) Niks bijzonders, op één ding na. (fluisterend) Ze had heel bijzondere eetgewoonten. Terwijl de meeste geiten het heerlijk vinden om te kauwen op de restjes van de afgelopen week, of de was van woensdag, hield kleine geit het meeste van… Wat denken jullie? (nieuwsgierige blik) Appels! Inderdaad! (uitbundig)

Hoe expressiever je een verhaal dus brengt, hoe meer de kinderen aan je lippen zullen hangen. Overdrijf! Leef je in en acteer! Als er staat “hij gromt” dan moet je grommen, als er staat “hij roept” dan moet je roepen, enz. Als een personage boos, bang, blij is, dan moet dat te horen zijn aan je stem en te zien aan je lichaamstaal.
Hieronder zie je een opsomming van enkele elementen die je expressie kunnen vergroten.

  • Articulatie: articuleer duidelijk en pittig, praat niet binnensmonds, let op de zuiverheid van klanken.
  • Intonatie: hoed je voor een voorleesdreun of leesintonatie, waarbij de toon telkens stijgt aan het eind van de zin. Leg de klemtoon op bijzondere of versterkende woorden. Laat je stem dalen en stijgen om gevoelens uit te drukken of sfeer op te roepen. Streef variatie na!
  • Volume: gebruik je stemvolume om de aandacht vast te houden. Vertel voldoende luid. Als je stiller spreekt, spitst het publiek de oren. Je kan dit doen om spanning op te roepen. Door plots luider te praten laat je het publiek opschrikken.
  • Tempo: lees niet te snel. Pas je tempo aan: vertraag om de spanning te doen oplopen en versnel bij de climax. Gebruik tempoverschillen.
  • Pauzes: haspel het verhaal niet af. Laat voldoende adempauzes en las hier en daar ook iets langere pauzes in, bijvoorbeeld om de spanning op te voeren.
  • Ademhaling: zoek een vertelritme dat past bij je ademhaling. Werk niet alleen met je stem maar ook met je longen: je kan naar adem happen, opgelucht ademhalen, hijgen, verveeld zuchten, moe uitblazen…
  • Stemkleur: om personages te typeren, kun je je stem vervormen. Kies geen extreme stemmen want die kan je niet volhouden. Het is echter gemakkelijker om een personage te typeren door hem of haar harder, zachter, sneller of trager te laten spreken. Meestal volstaat het om een korte pauze in te lassen als een ander personage aan het woord komt. Een natuurlijke verteltoon is het best.
  • Lichaamstaal: hou voldoende oogcontact met de luisteraars, spreek ze aan met je ogen en met je hele gezichtsuitdrukking. Druk met je houding en je mimiek gevoelens uit. Zet je woorden kracht bij met je handen, maar overdrijf niet.

Uiteraard is het ook belangrijk om rekening te houden met de verschillende didactische principes die je in de cursussen didactiek werden aangereikt. Een verzorgde taal, expressie en aandacht voor deze didactische principes helpen je bij het voorlezen, vertellen…

Zo kan je bijvoorbeeld aan de slag met een muzikaal verhaal:

https://www.youtube.com/watch?v=4TnkffaeLKU